Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA8449

Datum uitspraak2000-11-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersR99/178
Statusgepubliceerd


Conclusie anoniem

Rek.nr. R 99/178 mr. Wesseling-van Gent Parket, 30 juni 2000 Conclusie inzake: Ennovision International B.V. tegen [verweerder] Edelhoogachtbaar College, 1 Feiten1 en procesverloop 1.1 Verweerder in cassatie, […], heeft op 18 mei 1999 een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter te Utrecht strekkende tot vaststelling van de huurprijs van de woonruimte gelegen aan het [adres] te [woonplaats] op ƒ 9.000,- per maand met ingang van 1 juli 1998. Hij heeft daartoe gesteld dat hij het niet eens is met de uitspraak van de huurcommissie van 16 februari 1999 die tot het oordeel was gekomen dat de laatst overeengekomen huurprijs van ƒ 4.148,80 per maand redelijk is. 1.2 Verzoekster tot cassatie, Ennovision, heeft een verweerschrift ingediend en heeft in (voorwaardelijke) reconventie verzocht de huurprijs vast te stellen op ƒ 2.216,90. 1.3 Bij tussenbeschikking van 16 augustus 1999 heeft de kantonrechter partijen in de gelegenheid gesteld zich binnen vier weken na datum uitspraak uit te laten omtrent de te benoemen deskundige of deskundigen en heeft voorts iedere verdere beslissing aangehouden. 1.4 Tegen deze beschikking heeft Ennovision cassatieberoep ingesteld. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend, waarop Ennovision heeft gereageerd. 2 Ontvankelijkheid van het cassatieberoep 2.1 Hoewel de algemene regeling van de verzoekschriftprocedure op de art. 27 en 28 Huurprijzenwet woonruimte (HPW) van toepassing is verklaard2, bepaalt artikel 28 lid 3 in afwijking van art. 429n Rv. inzake appel en art. 426 Rv. voor cassatie dat tegen beschikkingen van de kantonrechter geen hoger beroep en cassatie openstaat. 2.2 De strekking van dit rechtsmiddelenverbod is iedere discussie uit te sluiten over de wijze waarop de rechter van zijn aan die artikelen ontleende bevoegdheid heeft gebruik gemaakt3. Een hogere voorziening is slechts toegelaten voorzover erover wordt geklaagd dat de kantonrechter de art. 27 en 28 ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel ten onrechte heeft toegepast of met verzuim van essentiële vormen heeft toegepast4. 2.3 Het middel, dat drie onderdelen en verschillende subonderdelen bevat, richt zich, met het oog op art. 100 RO, uitsluitend tegen de motivering van de tussenbeschikking van de kantonrechter en bevat geen van de hierboven genoemde doorbrekingsgronden. Een dergelijke grond ligt ook niet in het middel besloten5. Het is vaste rechtspraak dat een beroep op motiveringsgebreken onvoldoende is om het rechtsmiddelenverbod te doorbreken6. 2.4 Volgens Ennovision staat wel cassatieberoep open tegen niet appellabele tussenbeschikkingen en geldt art. 28 HPW voorts niet voor tussenbeschikkingen. Ik meen dat deze visie onjuist is. Als een eindbeschikking om de hiervoor genoemde reden noch in appel noch in cassatie kan worden getoetst, dan geldt een dergelijk verbod a fortiori voor een tussenbeschikking. Verdedigd kan worden dat bij een non-appellabele eindbeschikking de tussenbeschikking afzonderlijk cassabel is, maar dat is hier niet aan de orde omdat ook cassatieberoep uitdrukkelijk uitgesloten is7. 2.5 Nu ik meen dat Ennovision niet ontvankelijk is, kom ik aan een inhoudelijke bespreking van de klachten niet toe. 3 Conclusie De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, A-G 1 Ontleend aan de beschikking van de kantonrechter te Utrecht van 16 augustus 1999. 2 Burgerlijke Rechtsvordering, Doek, Boek I, titel 12 (art. 429a-429t), aant. 68. 3 S. Boekman, De verzoekschriftprocedure, blz. 44; Handboek Huurrecht, Rueb, art. 28 HPW, aant. 10 verwijst in dit verband naar de parlementaire geschiedenis van art. 7:685 BW waar wordt gesproken over het voorkomen dat discussie als gevolg van een hogere voorziening voortduurt; zie ook HR 12 maart 1982, NJ 1983, 181. In de parlementaire geschiedenis tot HPW wordt art. 28 lid 3 niet toegelicht. 4 Zie in dit verband onder meer: HR 13 maart 1987, NJ 1987, 1017; HR 15 november 1991, NJ 1992, 119; HR 18 februari 1994, NJ 1994, 742 m.nt. HJS; HR 25 april 1997, NJ 1997, 512; I.F. Dam, Doorbreking van wettelijke appel- en cassatieverboden, TCR 1994, p. 25-29; Dozy/Jacobs, Hoofdstukken huurrecht, 1999, p. 490-491. 5 Ik lees de stelling dat essentiële vormen zijn verzuimd, te weten hoor en wederhoor, ook niet in 2.4 en 2.5 van het verzoekschrift tot cassatie. 6 Zie HR 15 oktober 1993, NJ 1994, 64 en HR 4 maart 1988, NJ 1989, 4 m.nt. WHH. 7 Boekman, a.w., blz. 58; Burgerlijke Rechtsvordering, Wesseling-van Gent, art. 429n, aant. 26.


Uitspraak

24 november 2000 Eerste Kamer Rek.nr. R99/178HR Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: ENNOVISION INTERNATIONAL B.V., gevestigd te Vreeland, VERZOEKSTER tot cassatie, advocaat: mr. A.H. Westendorp, t e g e n [verweerder], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, advocaat: mr. G.C. Makkink. 1. Het geding in feitelijke instantie Met een op 18 mei 1999 ter griffie van het Kantongerecht te Utrecht ingediend verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - […] - zich gewend tot de Kantonrechter aldaar en verzocht de huurprijs van de woonruimte gelegen aan het [adres] te [woonplaats] vast te stellen op ƒ 9.000,-- per maand met ingang van 1 juli 1998. Verzoekster tot cassatie - verder te noemen: Ennovision - heeft het verzoek bestreden en (voorwaardelijk) in reconventie verzocht de huurprijs vast te stellen op ƒ 2.216,90 per maand. De Kantonrechter heeft bij tussenbeschikking van 16 augustus 1999 partijen in de gelegenheid gesteld zich binnen vier weken na datum uitspraak uit te laten omtrent de te benoemen deskundige(n) en voorts iedere verdere beslissing aangehouden. De tussenbeschikking van de Kantonrechter is aan deze beschikking gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen de tussenbeschikking van de Kantonrechter heeft Ennovision beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. [Verweerder] heeft primair verzocht Ennovision niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair het beroep te verwerpen. Op het niet-ontvankelijkheidsverweer van [verweerder] heeft Ennovision een verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling- van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep. 3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep Op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent dient Ennovision in haar beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. 4. Beslissing De Hoge Raad verklaart Ennovision niet-ontvankelijk in haar beroep; veroordeelt Ennovision in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op ƒ 525,-- aan verschotten en ƒ 2.500,-- voor salaris. Deze beschikking is gegeven door de raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, A.E.M. van der Putt-Lauwers en H.A.M. Aaftink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 24 november 2000.